Home

Aanpassingen IKM-werkinstructies

Er zijn enkele aanpassingen aangebracht in de IKM-werkinstructies om in overeenstemming te zijn met de reglementaire wijzigingen (inwerkingtreding van het Koninklijk Besluit van 20/05/22 betreffende de identificatie en registratie van dieren en het Koninklijk Besluit van 20/5/22 tot instelling van het epidemiologische toezicht), de besluitvorming van de FOD (in het kader van biociden) en de Werkgroep IKM/QFL/QMK van MilkBE vzw (in het kader van registratie van antibiotica).  Deze instructies zijn van toepassing op het IKM-lastenboek, versie 11.
   
Hieronder vind je een overzicht van de aanpassingen (vet gemarkeerd).

  
A1 : De identificatie, de registratie en de gezondheidsstatuten van het melkveebeslag zijn in overeenstemming met de vigerende wetgeving.
Alle dieren vanaf de geboorte zijn in het identificatie- en registratiesysteem SANITEL opgenomen. De dieren dienen geregistreerd te zijn binnen de 7 dagen na de geboorte en worden vermeld in het register per veebeslag. De melkexploitatie beschikt over een correct gezondheidsstatuut.
   
A2 : Alle bewegingsvermeldingen “vertrek (gewoon, sterfte, slachthuis), aankomst, invoer” worden binnen de 7 dagen na vertrek of aankomst vermeld in SANITEL en worden vermeld in het register per veebeslag.
   
A3 : Alle dieren, vanaf de geboorte, dragen 2 oormerken.
Bij verlies van één oormerk  bestelt de veehouder binnen de 7 dagen na de vaststelling een hermerking aan met hetzelfde nummer als het overblijvende oormerk bij DGZ/ARSIA. Deze hermerking plaatst de veehouder binnen de 7 dagen na ontvangst. 
    
Wanneer het niet haalbaar is om de hermerking binnen de 7 dagen na ontvangst te plaatsen, dan dient de veehouder dit te melden bij het plaatsen van zijn bestelling of actief aan DGZ/ARSIA Helpdesk.  Wanneer de hermerking uiteindelijk toch wordt geplaatst, informeert de veehouder de DGZ/ARSIA Helpdesk hierover zodat ze de status van het dier terug kunnen aanpassen en het dier kan worden verhandeld.
   
Bij verlies van 2 oormerken verwittigt de veehouder DGZ/ARSIA.  DGZ/ARSIA bereiden een verantwoordingsdossier voor welk voor advies voorgelegd wordt aan FAVV (LCE).  Na gunstig advies wordt het dier door DGZ/ARSIA correct geïdentificeerd door het aanbrengen van de 2 oormerken.
   
Enkel dieren voorzien van beide oormerken kunnen verhandeld worden.   De enige uitzondering hierop is wanneer je een dier met één oormerk rechtstreeks afvoert naar een binnenlands slachthuis.  In dit geval kan de veehouder een slachthuisetiket gebruiken wanneer hij een verplaatsingsdocument gebruikt, of vermeld de veehouder bij digitale registratie in de vertrekvermelding ‘1 oormerk verloren’.
   
A4 : De melkveehouder sluit per diersoort een overeenkomst van epidemiologisch toezicht af met een dierenarts binnen de veertien dagen die volgen op de registratie van een eerste beslag op zijn inrichting in SANITEL.  Elke afgesloten overeenkomst met de bedrijfsdierenarts voor een diersoort, geldt steeds voor alle beslagen met dezelfde diersoort op eenzelfde inrichting. Voor de toepassing van dit besluit worden vleeskalveren beschouwd als een aparte diersoort.
    
Toelichting FAVV
1.  De verantwoordelijkheid voor het zoeken van een dierenarts en het hebben van een overeenkomst van epidemiologisch toezicht per diersoort ligt bij de veehouder.  
2. Het aanduiden van een plaatsvervanger wordt facultatief en gebeurt op basis van het onderlinge overleg tussen de bedrijfsdierenarts en de veehouder en in functie van de beschikbaarheid;
3. Van de bedrijfsdierenarts wordt verwacht dat hij minstens 80% van de gereglementeerde opdrachten zelf uitvoert. Hij stemt het aantal overeenkomsten af op de haalbaarheid van deze doelstelling. Het maximum aantal overeenkomsten in de sector rundvee en varkens is niet gewijzigd;
4.  Wanneer er voor een diersoort geen overeenkomst van epidemiologisch toezicht wordt afgesloten met een erkende dierenarts of wanneer de uitvoering van de gereglementeerde opdrachten wordt verhinderd, kan het betrokken beslag als administratieve maatregel geblokkeerd worden.
5. De huidige overeenkomsten blijven geldig indien aan de voorwaarden met betrekking tot punt 3 is voldaan.

(…)
De melkveehouder is verantwoordelijk voor het aanduiden van een erkende bedrijfsdierenarts en dient de bedrijfsdierenarts te ontbieden telkens dat nodig is. => Er  is een contract aanwezig met een bedrijfsdierenarts of een diergeneeskundig rechtspersoon.

   
A5 : De verantwoordelijke contacteert de bedrijfsdierenarts binnen de 48 u na  de aankomst van het dier op zijn bedrijf.  De bedrijfsdierenarts voert binnen de 3 dagen na de melding de nodige aankooponderzoeken uit.
Pas nadat alle resultaten van de verplicht uit te voeren analyses (incl. het 2de aankooponderzoek IBR) gekend zijn en doorgestroomd zijn in de Saniteldatabank, kan een dier toegevoegd worden aan het beslag en verhandeld worden.
   
A8 : Elke exploitant dient elk beslag runderen die hij houdt te onderwerpen aan de voorwaarden voor het verwerven of behouden van een minimaal IBR-statuut.
Het minimale IBR-statuut is:
  • het statuut “besmet” (I2),
  • het statuut “IBR gE NEG in transitie” (I3-6) vanaf 1 april 2024,
  • het statuut “IBR VRIJ” (I4) vanaf 1 april 2026.
    
A21 : Alle verschaffingen van antibioticahoudende geneesmiddelen  ten laatste op de 7de dag van de maand volgend op het moment van verschaffing geregistreerd worden in AB-Register.
    
A22 : Professionele gebruikers van biociden van het gesloten circuit hebben de status van geregistreerde gebruikers. De registratie moet éénmalig uitgevoerd worden en niet langer jaarlijks vóór 31 december.

    
Op onze website kun je alle IKM-voorwaarden raadplegen. Heb je hier nog vragen over, neem gerust contact op met het IKM-secretariaat via mail naar ikm@ikm.be of tel. 078 15 47 10.