E. coli-mastitis niet behandelen met antibiotica: een goed idee?
Met het “On Practice Culture”-project werd op 25 melkveebedrijven proefondervindelijk nagegaan hoe je, door over te schakelen op een selectieve behandeling van niet-ernstige klinische mastitis, je antibioticagebruik drastisch kunt laten dalen zonder dat de kans op genezing daalt. Want E. coli-mastitis niét behandelen met antibiotica kan wel degelijk een goed idee zijn. We leggen uit waarom.
Melkveehouders hebben vaak verkeerde aannames over de relatie tussen de ernst van de mastitis-symptomen en de onderliggen E. coli-bacterie: als het om een milde vorm gaat, is er geen sprake van E. coli; in het geval van een ernstige vorm is E. coli met bijna zekerheid de oorzaak. Om te weten welke bacterie er schuil gaat achter de infectie van de uier, mag je je echter niet baseren op de symptomen. Pas als je dit goed begrijpt, heb je de tools in handen om je antibioticagebruik aanzienlijk te verminderen door over te schakelen op een selectieve behandeling van niet-ernstige klinische mastitis zonder dat de genezingskans afneemt, wat je niet alleen geld maar ook tijd bespaart. Wat speelt er allemaal mee om een juiste diagnose te kunnen stellen?
Vormen van mastitis
In het geval van subklinische mastitis valt er enkel een verhoging van het celgetal of geleidbaarheid te constateren, en zie je met het blote oog geen symptomen. Maar meestal is er sprake van klinische mastitis waarbij een E. coli-mastitis gepaard gaat met typische symptomen: plotselinge zwelling van het geïnfecteerde kwartier, pijn, roodheid en een aanzienlijke daling in melkproductie. De melk kan waterig zijn en vlokken, brokken of bloed bevatten (Foto 1 en 2). Misschien lijkt het vreemd, maar toch noemen we dit een milde (enkel afwijkingen aan de melk, vaak bijvoorbeeld enkele vlokjes die zichtbaar zijn tijdens krachtig voorstralen) of matige (ook afwijkingen aan de uier) klinische mastitis.
We spreken pas van een ernstige klinische mastitis als een geïnfecteerde koe ook koorts heeft of serieuze ziektetekenen vertoont, zoals verminderde eetlust en/of lusteloosheid. Aangezien in dit geval de bacterie vermoedelijk ook in het bloed zit (bacteriemie), is het aangewezen om er een dierenarts bij te halen.
Foto 1 en 2: Afwijkingen in de melk door E. coli-uierontsteking: op foto 1 (links) zijn duidelijk zichtbare afwijkingen (waterig, brokken en bloedbijmenging), op foto 2 (rechts) iets minder duidelijke afwijkingen (waterig met vlokken). (© DGZ)
Interpreteer de symptomen
Het verschil maken tussen deze klinische mastitis-gradaties is van belang, want de aanpak en behandeling van de koe wordt er mee door bepaald. Voor niet-ernstige klinische mastitisgevallen is het bewezen dat antibiotica (ook de breedspectrum) niet behulpzaam zijn om de genezingskansen van de koe te verhogen. Dit is iets om rekening mee te houden in het geval van een E. coli-mastitis, en eigenlijk bij alle gram-negatieve bacteriën die mastitis veroorzaken. In deze gevallen moet de koe zelf de infectie overwinnen. De beste ondersteuning is dan om onstekingsremmers te geven, het aangetaste kwartier regelmatig uit te melken (zoals te zien op foto 3), en de koe dagelijks nauwlettend in de gaten te houden door haar temperatuur op te nemen, om zeker te zijn dat ze geen koorts ontwikkelt. Als dat wel het geval is, is er sprake van een ernstige klinische mastitis en haal je er het beste een dierenarts bij. Vermoedelijk zijn antibiotica dan wel aangewezen.
Welke bacterie schuilt achter de mastitis?
Nu de symptomen correct geïnterpreteerd zijn, komt het erop aan om de juiste mastitisverwekker te identificeren. Hierbij is het van belang om minstens te achterhalen of het gaat om een gram-positieve of een gram-negatieve bacterie. Dit kan door een melkmonster op te sturen naar ons labo voor bacteriologisch onderzoek of door een sneltest bij een dierenarts (Foto 4).
Als gram-positieve bacteriën zoals streptokokken en stafylokokken de milde of matige klinische mastitis hebben veroorzaakt, is een behandeling met antibiotica de juiste keuze. Bij gram-negatieve bacteriën raden we aan enkel in te zetten op ontstekingsremmers en ondersteunende therapie. Deze aanpak leidt niet alleen tot goeie uiergezondheidsresultaten, maar bespaart ook kosten én heeft als voordeel dat de melk sneller in de tank mag omdat er een kortere of zelfs geen wachttijd is. Het “On Practice Culture”-project test de effectiviteit van deze benadering momenteel uit met sneltesten op Vlaamse melkveebedrijven. De eerste reacties van de deelnemende veehouders en dierenartsen zijn positief, ook al zijn de definitieve resultaten nog niet bekend. Deze vernieuwende kijk op E. coli en mastitis lijkt een veelbelovende ontwikkeling voor de melkveehouderij.
Foto 3 (links): Regelmatig uitmelken van het aangetaste kwartier verhoogt de kans op genezing. Foto 4 (rechts): Het resultaat van een sneltest waarop de E. coli-bacterie gegroeid is. (© DGZ)
>> Lees ook:
Nieuwsitem: E. coli-mastitis: een uniforme aanpak bestaat niet
Het “On Practice Culture”-project
Nieuwsitem:
Het VLAIO-project ‘On-practice culture’ is een samenwerking van DGZ, Hooibeekhoeve, ILVO en het M-team van de Universiteit Gent om op melkveebedrijven een selectieve antibioticabehandeling van koeien met klinische mastitis toe te passen. De ervaringen vanuit de veldproef zijn alvast goed, maar worden nog wetenschappelijk grondiger bestudeerd. Wil je meer weten over het project of het selectief behandelen?
Hier vind je meer informatie:
- Selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitis aan de hand van sneltesten | RUNDVEELOKET
- Creytens | Noodzakelijke stappen naar een daling van het antibioticumgebruik op Vlaamse melkveebedrijven - Deel 2: selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitis | Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift (ugent.be)
Het project is een initiatief van volgende partners en is mogelijk dankzij financiering vanuit het Agentschap innoveren & ondernemen.