Home

E. coli-mastitis: een uniforme aanpak bestaat niet

Op het ene bedrijf zijn er meer koeien met ernstige klinische mastitis-symptomen dan op het andere. Je kan immers pech hebben met een of alle factoren die meespelen bij een infectie: de bacterie, de infectiedruk in de omgeving of de gezondheidsstatus van de koe. Dat maakt dat je dezelfde behandeling niet op elk bedrijf kunt toepassen. Een woordje uitleg bij de drie factoren.

De bacterie zelf

De ene E. coli-bacterie is de andere niet. Verschillen op genetisch niveau zorgen ervoor dat E. coli-bacteriën heel veel ‘truukjes’ hebben, virulentiefactoren genoemd, die het moeilijker maken voor de koe om de infectie te overwinnen. Voorbeelden hiervan zijn het produceren van toxines, stevig vasthechten aan epitheelcellen in de uier en biofilmproductie waardoor koe-eigen afweerreacties en antibiotica minder goed kunnen werken. Je kan dus brute pech hebben als je te maken hebt met een bacterie die de volledige trukendoos heeft.

De omgeving

Hoe meer de E. coli-bacterie voorkomt, hoe hoger de infectiedruk en hoe meer bacteriën de uier kunnen indringen. Dit is de reden waarom bij omgevingskiemen vooral gekeken wordt naar de hygiëne in de directe omgeving van de koe. Is de uier proper? Zijn de ligbedden proper? Worden uiertubes hygiënisch toegediend? De gouden regel is dat een schone omgeving de infectiedruk beperkt houdt, waardoor het kans op aanslaan van een bacterie in de uier verkleint.

De koe

Niet elke koe reageert op dezelfde manier op een uierinfectie. Denk maar aan de jonge vaars die over het algemeen minder gevoelig is aan mastitis en vlotter geneest dan een ouder dier indien ze toch mastitis oploopt. Er zijn ook koeien die telkens opnieuw geïnfecteerd worden, ook wel “hervallers” genoemd, of koeien die te kampen hebben met een chronische infectie die niet geneest. Dit laatste kan te maken hebben met de genetica van de bacterie of simpelweg een onvoldoende afweerreactie van de koe.

Wat bepaalt een goede aanpak?

Om E. coli-mastitis grondig aan te pakken, moet je rekening houden met welke vorm van mastitis je te maken hebt: een subklinische of een klinische? En in geval van het laatste: is het een ernstige, milde of matige vorm? Daarnaast moet je de symptomen correct interpreteren én achterhalen met welke mastitisverwekker je precies te maken hebt. Pas als je dit allemaal goed in beeld hebt, kun je de juiste aanpak bepalen én heb je de tools in handen om mogelijk je antibioticagebruik aanzienlijk te verminderen. Want in bepaalde gevallen kan niét behandelen met antibiotica een goed idee zijn.
    

>> Lees meer:

Klik hier voor het nieuwsitem waar we dieper ingaan op het niet behandelen met antibiotica bij een E. coli-mastitis.  
     
   

Nummer 1 mastitisverwekker

Uit de MCC-uiergezondheidscijfers van 2023 blijkt dat E. coli de nummer 1 verwekker (16,5%) is van de klinische mastitis gevallen, waarbij afwijkingen aan de uier en/of in de melk met het blote oog te zien zijn.
    
E. coli is een gram-negatieve bacterie uit de familie van de enterobacteriën, net als Klebsiella- soorten, Serratia-soorten en Enterobacter-soorten. De bacterie gedijt vooral in warme en vochtige omstandigheden, zoals mest, en komt dus veel voor in de directe omgeving van melkvee.
     
Mastitis door E. coli wordt meestal veroorzaakt door besmetting van de speen kort voor, tijdens of vlak na het melken, als de speentoppen meer open staan. Ook door onhygiënisch mastitis- of droogzettubes toe te dienen, denk aan onvoldoende of niet ontsmetten van de speentop, kan de bacterie in de uier gebracht worden. Koeien die melk uitliggen zijn ook een risico, zeker in een sterk vervuilde omgeving. Eenmaal in de uier, kan deze bacterie al na acht uur een ernstige ontsteking veroorzaken.